
- De pruimeboom
- Eene vertelling
- Jantje zag eens pruimen hangen,
- O! als eijeren zo groot.
- ’t Scheen, dat Jantje wou gaan plukken,
- Schoon zijn vader ’t hem verbood.
- Hier is, zei hij, noch mijn vader,
- Noch de tuinman, die het ziet:
- Aan een boom, zo vol geladen,
- mist men vijf zes pruimen niet.
- Maar ik wil gehoorzaam wezen,
- En niet plukken: ik loop heen.
- Zou ik, om een hand vol pruimen,
- Ongehoorzaam wezen? Neen.
- Voord ging Jantje: maar zijn vader,
- Die hem stil beluisterd had,
- Kwam hem in het loopen tegen,
- Voor aan op het middelpad.
- Kom mijn Jantje! zei de vader,
- Kom mijn kleine hartedief!
- Nu zal ik u pruimen plukken;
- Nu heeft vader Jantje lief.
- Daarop ging Papa aan ’t schudden
- Jantje raapte schielijk op;
- Jantje kreeg zijn hoed vol pruimen,
- En liep heen op een galop.
-








Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!